Hoe meetbaar is het resultaat van het Schakelteam?
De opdracht luidde: “Het Schakelteam heeft de opdracht om gemeenten en regio’s actiegericht te faciliteren bij het realiseren van een goed werkende aanpak voor de ondersteuning van mensen met verward gedrag. Steeds vaker komt de vraag naar boven: wanneer is de opdracht geslaagd. Het grootste obstakel bij het vaststellen van de resultaten is de vraag in welke eenheid gaan we meten.
Gaat het om het verminderen van het aantal mensen met verward gedrag?
Lijkt logisch maar….
Dit lijkt vrij voor de hand liggend, maar dan moet je wel vast kunnen stellen hoeveel mensen met verward er oorspronkelijk waren. En dat is eigenlijk niet te doen. Het zijn namelijk niet perse bijzondere mensen zijn. Het zijn mensen die in bepaalde situaties bepaald gedrag vertonen. En dat is in zijn algemeenheid is dat niet vreemd, dat geldt voor ons allemaal, we gedragen ons niet in iedere situatie hetzelfde. Maar als het verward gedrag is kan het problemen opleveren. Afhankelijk van de mate en het type van verwardheid heeft dit een kleinere of grotere impact op de omgeving.
Gaat het om het verminderen van het aantal meldingen over mensen met verward gedrag?
Lijkt ook logisch maar
Dan moet je dus eigenlijk niet meten om hoeveel mensen het gaat maar om hoeveel situaties. Maar hoe gaan we die dan meten. Is het aantal meldingen dan van belang? Ook dat is maar de vraag. In mijn ideale wereld kan familie vroegtijdig melden dat ze zich zorgen maken. Als dit goed geregeld is zullen er zeker meer meldingen komen dan als dat niet goed geregeld is.
Maar we willen toch minder overlast?
Overlast vanuit welk perspectief?
We willen een goed werkende aanpak voor mensen met verward gedrag uitgaande van een goed samenspel van alle betrokken partners vanuit een gezamenlijk perspectief: persoonsgericht en domeinoverstijgend, waarbij de mens centraal staat. Met heldere regie, een gedeeld gevoel van eigenaarschap en gericht op vroegtijdig signaleren en het voorkomen en beperken van leed. Het beperken van leed richt zich zowel op de persoon zelf, diens directe omgeving als op de maatschappij als geheel. Overlast wordt vaak als leed ervaren en dit willen we dan ook zeker verminderen, maar ook (vooral) het leed wat er toe leidt dat iemand overlast gaat veroorzaken.
Kortom: “De opdracht van het Schakelteam is geslaagd als we het leed maximaal hebben weten te beperken”
Hoe meet je het beperken van leed?
Hoeveel beter voelen scharrel kippen zich?

Nu heb ik een antwoord op de vraag wanneer de opdracht van het Schakelteam geslaagd is. Dit is als we het leed maximaal hebben weten te beperken. Maar hoe kunnen we dat in vredesnaam meten? Volgens mij kunnen we dat niet meten, dat kunnen we aanvoelen. En dat hoeft toch niet zo’n probleem te zijn? We doen dat bij andere onderwerpen toch ook?
Het voorbeeld wat ik daarbij voor ogen heb schoot me te binnen toen er aan de orde kwam dat er “scharrelruimte” nodig is om systeemproblemen op te lossen. Logischerwijs associeerde ik scharrelruimte met onze pluimveesector. Iedereen kan begrijpen dat als we alleen maar gedreven worden door economische motieven de bio-industrie verreweg de aantrekkelijkste vorm van pluimvee houden is, met de meeste eieren per m2. Toch denken we daar in Nederland, als ontwikkeld land anders over. We vinden dat dier-onwaardig en gunnen de kippen scharrelruimte. We voelen op onze Hollandse klompen aan dat kippen zich daar beter bij voelen. Hoeveel beter de kippen zich voelen? Geen idee, maar gewoon beter. En we zien dit als een duurzamere manier van pluimvee houden. Zo kunnen we op dezelfde klompen aanvoelen dat een inclusieve samenleving bijdraagt aan een beter leefklimaat voor iedereen, met en zonder kwetsbaarheden. En dat de mogelijkheid van tijdig melden bijdraagt aan het welbevinden van de mensen in de directe omgeving van iemand die in zijn verwardheid overlast veroorzaakt. Net als goede opvang, ander vervoer en alle zaken waar we zo hard aan werken. Op weg naar een duurzame samenleving, voor iedereen.
Maar wat meet je dan wel?
Normen zijn mogelijk en dat kunnen we toetsen.
We kunnen wel normen stellen. Hoeveel kippen per m2 vinden we nog acceptabel? Wat zijn de wachttijden voor zaken als dagbesteding en wonen. Hoe ver moeten mensen naar de dichtstbijzijnde inloop voorziening en hoe vaak is deze open? Zijn er ogen en oren in de wijk geregeld? Kunnen mensen ergens de hulp, ondersteuning en beveiliging krijgen die ze nodig hebben. Dat kunnen we meten.