OVERLAST IS EEN ZORGKWESTIE
In het voorjaar van 2018 nam ik op uitnodiging van de woonbond deel aan een rondtafelgesprek. Hieronder de integrale tekst van het in het blad Huurpeil (editie zomer 2018) verschenen verslag.
De toenemende woonoverlast wordt vaak in een adem genoemd met ‘personen met verward gedrag’. Omdat mensen die zorg of begeleiding nodig hebben langer thuis moeten wonen, neemt de druk op met name kwetsbare wijken en hun bewoners toe. Een gesprek tussen Fica Djohani, expert op het gebied van buurtbemiddeling en woonoverlast, Joke van der Meulen, vertegenwoordiger van het familieperspectief omtrent personen met verward gedrag, Hester van Buren, directeur van woningstichting Rochdale en Henk van Dijk van de Nationale politie.
Ik voel me ook heel verantwoordelijk voor de omwonenden
1. Uit cijfers van de Politie blijkt dat het aantal geregistreerde incidenten (zonder strafbaar feit) waarbij personen met verward gedrag zijn betrokken, over de afgelopen jaren aanzienlijk is gestegen. Neemt woonoverlast dus toe en hoe merken jullie dat?
Djohani: ‘We zijn al ruim twintig jaar bezig met buurtbemiddeling en in die tijd heb ik veel zien veranderen.
Het is merkbaar in wijken dat de intramurale zorg voor een groot deel is wegbezuinigd. Eigenlijk is er nog geen alternatief voor dagbesteding waardoor mensen vaker thuis zijn. Daarmee is de kans op overlast toegenomen.
Nog een verandering is dat buurtbemiddeling begon als een instrument op vrijwillige basis voor bewoners. Maar door de jaren heen is het een vaste schakel in de ketenaanpak van woonoverlast geworden. Het heeft daarmee een verplicht karakter gekregen en soms zijn bewoners daardoor minder geïnteresseerd of onwillig om aan buurtbemiddeling deel te nemen.
Het is een van de redenen waarom we met de Nationale Hulplijn Woonoverlast zijn begonnen. Het is een laagdrempelige aanvulling op wat er aan hulpmiddelen is. Mensen kunnen anoniem bellen. Negen van de tien keer bellen mensen die al instanties hebben benaderd, of dat een burg te ver vinden. Vaak hebben ze alleen behoefte om te bespreken wat er aan de hand is. En dan zelf aan de slag.
We worden ook regelmatig gebeld door mensen die zich zorgen maken om hun buren. Een beller had een oude buurman die pas zijn vrouw had verloren. Sindsdien zat hij de hele dag voor de tv. Met de tv loeihard aan omdat hij doof is. De beller had last van dat lawaai, maar de zorg om de buurman overheerste. Hij vond het prettig om anoniem te kunnen bespreken hoe ze de buurman het beste kunnen helpen.’
Van Buren: ‘In Amsterdam hebben we erg ingezet op de preventieve kant. Ken je bewoners! We hebben ook een meldpunt zorg en overlast ingericht waar bewoners terecht kunnen. De Treiteraanpak is er voor gevallen waarin het heel erg is geëscaleerd. We willen dat niemand moet verhuizen vanwege woonoverlast. Dat is het eind van de keten, maar we zetten dus alles in op het traject daarvoor.
In de Bijlmer hebben wij een complex met 350 woningen waar we kampten met leegstand, veel instroom van alleenstaande mannen, prostitutie, voortdurend overlast, grote anonimiteit, enzovoort. We hebben daar ingezet op community building en we zijn ontzettend enthousiast over de resultaten. Bewoners zijn ontzettend tolerant naar elkaar. Er is geen overlast meer en geen leegstand, maar zelfs een wachtlijst. De bewoners doen nu heel veel zelf. Zoals de gesprekken met nieuwe bewoners. En ze hebben crowdfunding gedaan voor een gemeenschappelijke keuken. Ontzettend leuk.
Maar zelfs uit deze flat krijgen we signalen dat het bij een paar mensen misgaat. Daar schrik ik van.
Er is een bewoner die verzamelwoede heeft en de hele dag Hare Krishna muziek aan heeft. Een andere heeft smetvrees en gooit overal met bleek. We hebben vier instanties op ze afgestuurd, maar deze mensen weigeren alle hulp. De omwonenden zijn heel begaan met ze, ze zijn opgenomen in de gemeenschap. Toch is dat geen garantie dat het goed gaat. Als het omwonenden teveel wordt, slaat het om.’
Van der Meulen: ‘Dat zijn mensen die aan het randje zitten van waar wij mee bezig zijn. Ze geven overlast, maar hoe breed of hoe smal interpreteren we “verward gedrag”? Bij een smalle interpretatie heb je het over gevallen waarin er ook gevaar is voor de persoon zelf of omwonenden. Bij een brede interpretatie gaat het over iedereen die tijdelijk in de war is, en de leukste vorm van in de war zijn is verliefdheid. In werkelijkheid is er een Escher-achtige overgang tussen die twee interpretaties. Want wanneer is iets nou overlast? De ene buur is tolerant en de andere kan helemaal niets hebben.’
Van Dijk: ‘We hebben het over verward gedrag als iemand de grip op zijn leven kwijtraakt. Het gaat ook om mensen die aan het verkommeren zijn. En daardoor soms overlast veroorzaken. Iemand die stemmen hoort en daardoor de muziek heel hard zet, of een dementerende die de weg niet meer weet. Ik ken het voorbeeld van een mevrouw die midden in de nacht de bladeren op straat ging vegen. Dat deed zij dwangmatig, maar de buren werden er wakker van.’
Djohani: ‘Toch is het belangrijk om ook in gevallen van kleinere klachten door te verwijzen naar buurtbemiddeling als de bewoners er zelf niet uit komen. Als het voort blijft duren, kan kleine overlast zo veel stress gaan veroorzaken dat het toch een zorgkwestie wordt.’
Van Buren: ‘Wij hebben vaak klachten over geluidsoverlast in wijken waar veel gehorige oude huizen zijn. En ik heb de indruk dat in sommige wijken wat minder tolerantie is. Zoals in Amsterdam Oud Zuid en West.’
Van der Meulen: ‘Ik kijk graag naar de Rijdende Rechter en dan zie je dat mensen met een lap grond in bezit ruzie kunnen maken over een heg en dertig centimeter.’
Van Buren: ‘Ja, maar dat gaat niet om die heg, maar om erkenning en aandacht. Een ruzie is iets anders dan ernstige woonoverlast. Mensen spreken elkaar niet meer aan of in elk geval gebeurt dat heel weinig. Dat verbaast me. Jezelf voorstellen aan je buren is er niet meer bij. Terwijl het daardoor zo veel makkelijker wordt om op iemand af te stappen als er een keer problemen zijn. Mensen komen bij mij met klachten over woonoverlast. En dan vraag ik: Ben je al naar de buren geweest?
Djohani: ‘Door de anonimiteit is het inderdaad lastig om mensen aan te spreken. Om zelf op iemand af te stappen die overlast veroorzaakt, hebben mensen vaak een achtervang nodig. Als om wat voor reden dan ook dat contact met de buren niet tot stand komt, kan buurtbemiddeling dat zijn. Soms moet de politie achtervang zijn. Als er agressie is.’
Van Buren: ‘Door de enorme krapte op de sociale woningmarkt zie je dat er een concentratie is van kwetsbare groepen in bepaalde wijken. Daar is weinig tegen te doen. Vanuit Aedes laten we momenteel onderzoek doen naar de gevolgen van de extramuralisering en daarmee de uitstroom uit de maatschappelijk opvang en passend toewijzen. Wij moeten als corporaties bijdragen en gaan dertig procent van onze woningen moeten toewijzen aan mensen uit de maatschappelijke opvang. Dat heeft natuurlijk impact op een buurt. Maar wat is het absorptievermogen van een buurt? Als corporaties worden we er op aangekeken dat we “iedereen in het afvalputje van de stad huisvesten”. Wij zouden ook liever de menging in de buurt behouden. Als de regels zo blijven hebben we straks hele straten met werkloze bewoners en ook nog een paar mensen met verward gedrag. Laat het duidelijk zijn: we hebben in Nederland de beste slechte wijken van de wereld. Dit is meer een waarschuwing.’
Waar het om draait is omzien naar elkaar en zorgzaamheid
2. Welke knelpunten zijn er in de aanpak van woonoverlast? En welke oplossingen zien jullie?
Van der Meulen: ‘Mijn oudste zoon is verslaafd en psychotisch en iemand die regelmatig “verward gedrag” vertoont. Als “familie van” heb ik te maken met dubbele privacy. Ik meld wat over mezelf, maar ook over iemand anders. Ik snap het als mensen het over overlast door personen met verward gedrag hebben. In het Schakelteam benadrukken we het belang van een inclusieve en veilige wijk. Het moet veilig zijn, óók voor de buren. Ik ken de verhalen van situaties waarin de buren een trauma lijken op te lopen van ernstige overlast. Maar uiteindelijk gaat het om een zorgvraag: de persoon die verward gedrag vertoont, kan het even niet aan. Hetzelfde geldt voor familie. Ook als je het probleem in huis hebt weet je soms niet meer hoe je ermee om moet gaan. Dus wat is er voor nodig om voor iedereen, buren, familie, de personen in kwestie en anderen eromheen, tot goede oplossingen te komen.
Ik ken het voorbeeld van een jongen met een huurcontract met een zorgcomponent die zelfstandig woonde. Hij deed het heel goed en hield zich aan alle afspraken. Tot het moment dat er een buurman van de flat sprong. Toen raakte die jongen in crisis en overtrad de regels. Niemand van de zorginstellingen had bedacht: we moeten nu naar die jongen toe, hij zal het hier moeilijk mee hebben. Wat bleek? De mensen die in dat zorgcontract werden genoemd, hadden allemaal al een andere baan. En het was een zorgcontract van 1,5 jaar oud. Op papier heb je dan dus wel een oplossing, maar het geheel klopte niet meer.’
Djohani: ‘Het gebeurt wel vaker in het professionele circuit dat er onnodig dingen niet goed geregeld zijn. Het gebrek aan continuïteit is echt een probleem.’
Van Dijk: ‘Als politie komen we in situaties waarin het ontbreken van goede zorg en steun is verworden tot overlast, dan wel criminaliteit. Het aantal incidenten blijft maar stijgen. En dan gaat het van ronddwalende dementerenden die hun sleutels kwijt zijn, tot iemand die in psychose ernstige overlast veroorzaakt. De politie komt pas als het uit de hand is gelopen. Mijn pleidooi is: Hoe kunnen we eerder er op af? 112 en 0900 bel je als er al een crisis is.
Met het Schakelteam concluderen we tot nu toe dat goedwillende omwonenden al eerder ergens terecht moeten kunnen, gewoon door te bellen. Zo’n meldpunt moet dan ook wel een behoorlijke opvolging hebben. Als je belt moeten er ook mensen zijn die naar je luisteren en eropaf gaan.’
Djohani: ‘Dat is inderdaad een knelpunt. Omwonenden kunnen wel constateren dat er een probleem is bij een medebewoner, maar bij wie moeten zij aan de bel trekken zodat er een follow up aan wordt gegeven? Amsterdam en Rotterdam hebben veel voorzieningen. Maar deze problemen spelen ook in kleine kernen zonder zorgteam of grote corporatie en dan ontbreekt het gewoon aan noodzakelijke voorzieningen.’
Van Buren: ‘Gemeenten zijn verantwoordelijk. Ook als het kleine gemeenten zijn.’
Van Dijk: ‘Dit gaat niet om mensen die weten “het gaat niet goed met mij en ik heb hulp nodig”. Veelal gaat dit om mensen die de zorg niet meer weten te vinden of het niet meer willen. We moeten dus in staat zijn om verbinding met hen te maken en mensen naar zorg toe te leiden.
Als Schakelteam denken we na over hoe je van de systeemwereld naar de leefwereld van mensen kan komen. Als je professionals in de wijk echt de ruimte geeft om dingen op te lossen, dan doen ze dat ook. Zorg en hulpverlening is nu organisatorisch en financieel zo versnipperd, dat we vastlopen. De professionals die hun werk proberen te doen én de mensen om wie het gaat, lopen vast.
Een van de oplossingen die wij zien is om professionals in de wijk mandaat en financieel de ruimte te geven. Meestal gaat het bij personen met verward gedrag om meerdere problemen. Op het gebied van inkomen, gezondheid, wonen, etcetera. Hulpverlening op die verschillende vlakken komt telkens uit een ander budget. Breng al die partijen en budgetten bij elkaar en geef de wijkprofessional mandaat om te werken aan een persoonsgerichte aanpak van al die problemen.’
Van der Meulen: ‘Wijkagenten kennen hun buurt. Zij werken op een schaal van één agent op 5000 inwoners. Kennelijk is dat een goede schaal. We zouden naar het voorbeeld van de wijkagent ook zorg moeten organiseren in samenwerking met de ggd of ggz. Dan hoort er ook een gezicht bij. Zoals je vroeger de wijkzuster had.’
Van Buren: ‘In Zaanstad is in de wijk Poelenburg een wijkteam dat zo werkt. De gemeente heeft daar alle financiën op een hoop gegooid en wij als woningcorporatie bijvoorbeeld hebben ook het mandaat en budget bij onze mensen gelegd. Dat werkt heel goed.’
Van der Meulen: ‘Ja, we moeten er dichter op komen te zitten. Als je het over zorgmijders hebt, realiseer je dan dat iemand soms niet wil, om hele simpele redenen. Bijvoorbeeld omdat hij een hondje heeft en dat mag niet mee de kliniek in. Voor dat soort dingen zijn dus ook hele simpele lokale oplossingen te bedenken. Misschien wil een buurman wel voor dat hondje zorgen. Nog een simpele oplossing voor een typisch overlastprobleem: harde muziek ’s nachts. Misschien is de persoon in kwestie wel bereid om een koptelefoon te gebruiken. Dan kan de lucht snel geklaard zijn.’
Van Buren: ‘Ik vind mensen echt heel tolerant. Als ze hun buren kennen tenminste. Als iemand een beetje eigenaardig is, dan is dat prima, zolang mensen elkaar maar een beetje kennen.’
Van Dijk: ‘Tolerantie gaat over dingen die wel of niet leuk zijn. Maar waar het om draait is omzien naar elkaar en zorgzaamheid. Dat gaat ook over de omwonenden. Opvolging van klachten bijvoorbeeld is heel belangrijk.’
Van der Meulen: ‘Wat klachten betreft, daar kun je de mensen in kwestie zelf ook op aanspreken. Ik ben op bezoek geweest in een zelfregie centrum in Weert en ik moet zeggen, het was daar echt gezellig. Ze tolereren een heleboel van elkaar, maar ook veel niet. Als iemand daar op de galerij gaat poepen, dan spreken de anderen hem daar op aan. “Dat doen we hier niet.” Je zou je moeten afvragen waarom iemand op de galerij poept. Vaak zit er iets achter zulk gedrag. Zelfregie is een vorm van serieus nemen die we vaak vergeten.’
Van Buren: ‘Maar dan heb je het niet over extreme vormen van overlast zoals waar we in de Treiteraanpak mee te maken hebben. Onze eerste casus ging over een gezin dat al twaalf jaar lang overlast veroorzaakte. Mensen in de buurt waren bang, durfden de politie niet te bellen, deden geen aangifte. Dat gezin was gewoon gevaarlijk. Het was de eerste keer dat alle partijen die met ze te maken hadden hun informatie met elkaar gingen delen. Voormalig burgemeester Van der Laan ging bij de buren langs. Die voelden zich voor het eerst gehoord. Alle gelederen sloten zich om dat gezin heen. Uiteindelijk hebben we ze in containerwoningen aan de rand van de stad gehuisvest. Nu wonen ze verspreid over Nederland.’
Van Dijk: ‘Wat wél overeenkomt is dat front vormen. Dat is wat we ook willen als het om personen met verward gedrag gaat. Daar is regie voor nodig. We kijken daarvoor naar de gemeenten. Breng al die partijen bij elkaar en deel je kennis zodat je kan komen tot een gerichte aanpak.’
Djohani: ‘Wat dat delen van kennis en informatie betreft, lopen we nu in de buurtbemiddeling tegen de Algemene Verordening Gegevensbescherming (AVG) aan die eind mei van kracht wordt. Hoe moeten we straks informatie en kennis delen? De boetes kunnen hoop oplopen.’
Van der Meulen: ‘De AVG komt vrijwel altijd ter sprake over dit onderwerp. Wat we in elk geval kunnen doen, is simpelweg beschrijven wat we waarnemen. Niet interpreteren of diagnoses gaan stellen, maar simpelweg opschrijven wat je ziet. “Er ligt een berg vuilnis op straat” in plaats van “Meneer x heeft dit of dat gedaan”.
In verband met de AVG wijs ik ook altijd op de crisiskaart. Dat is een manier voor mensen die in psychische nood verkeren om zelf de regie te houden. In een periode dat ze niet in crisis zijn, schrijven ze op hoe we ze kunnen helpen als ze wél in crisis zijn. Dan kunnen ze hun crisiskaart overhandigen aan iemand. Daar staat bijvoorbeeld in “Als ik in crisis ben moet je me opnemen, en dan zeg ik dat ik dat niet wil, maar dan moet je dat toch doen”. Degene die de crisiskaart schrijft, bepaalt ook wie er in mag kijken. Mensen zijn nooit helemaal gek. Als iemand in crisis is en je vraagt “wil je een sjekkie” dan weet hij heus wel of hij wel of geen roker is. Met de crisiskaart kunnen we veel ellende voorkomen. Vergis je niet hoe vaak het gebeurt dat iemand wordt opgenomen en dan bij thuiskomst een dode kat of dode planten aantreft. Zulke dingen zouden niet mogen gebeuren.’
Van Buren: ‘Maar wat nou als iemand alle hulp weigert? De ggz kan niets doen als een cliënt het niet wil. Ondertussen kunnen wij soms de woningen om zo iemand heen niet verhuren.’
Van der Meulen: ‘Ik geloof niet zo in dwang. Maar door heel erg het gesprek aan te gaan met iemand kun je wel dingen voor elkaar krijgen. Ik heb het er met mijn zoon heel vaak over gehad. Zelfs toen hij in een beschermd wonen situatie was, ontstonden er schulden. Dan sta je straks op straat, zei ik tegen hem. Na veel praten vond hij bewindvoering zelf ook een goed idee. En terugkijkend had hij in een eerder stadium eigenlijk zelf al aangegeven dat hij die bescherming wel wilde. Ik denk dat veel van de mensen over wie we het hebben zelf best een begrenzing of bescherming of een stok achter de deur willen. Als je ze maar serieus neemt.’
Van Dijk: ‘In het geval van zorgmijders ontbreekt er wel iets ja. Ook als je goed met elkaar aan tafel zit moet je soms een dossier afsluiten omdat iemand niks wil. Maar dan weet je van te voren dat die persoon de volgende maand weer in crisis zit. Daarom is het zo belangrijk dat professionals de ruimte krijgen om juist in deze gevallen van betekenis te zijn. Die de tijd en ruimte krijgen om echt naar zo iemand te luisteren en niet op te geven. Bemoeizorg is een vak. We hebben weinig professionals die daar de ruimte voor krijgen.’
Van Buren: ‘Mijn ervaring met het Leger des Heils in Amsterdam is dat zij dat wel doen.’
Djohani: ‘En daar ligt precies een voordeel van vrijwilligers. Die hebben tijd. Als je ze goed traint en ondersteunt, kunnen die heel veel betekenen. In buurtbemiddeling zien we vaak juist de huishoudens die niet bekend zijn bij de instanties. Gaandeweg wordt dan duidelijk dat er veel meer aan de hand is dan overlast. Vrijwilligers kunnen zich met zo’n zaak bezig blijven houden. Het is effectiever om die vrijwilligers te coördineren en begeleiden dan er professionals op zetten. Die zijn te duur en daardoor blijft hun inzet beperkt.’
Van der Meulen: ‘Anderzijds kun je het niet helemaal aan vrijwilligers overlaten. Dat is net als bij familie, die laten ook niet los en ze kunnen heel veel hebben, maar ze moeten wel een achtervang hebben. Ze moeten een professional kunnen benaderen als het even niet meer gaat of als ze onzeker zijn over wat ze moeten doen.’

Het is effectiever om vrijwilligers te begeleiden dan er alleen professionals op zetten
3. Gaat het lukken met die omschakeling naar het ontschotten van zorg en hulpverlening en het mandaat en de budgetten weer bij professionals leggen in de wijk?
Djohani: ‘Wij hebben de afgelopen anderhalf jaar vijftig middelgrote gemeenten bezocht om te praten over woonoverlast. De regie kwestie is voor velen een issue en veelal een zoektocht. Hoe komen we tot een geïntegreerde aanpak? Veel instanties vinden dat de gemeente de regie heeft. In de praktijk is het vaak een heen en weer schuiven van verantwoordelijkheden. Ik ben ook wel een gemeente tegengekomen die geen beleid had op het gebied van woonoverlast en zei dat niet te willen, want “dan moeten we er iets mee”. Daar schrok ik van.’
Van der Meulen: ‘Ik ben er optimistisch over. Er zijn ontzettend veel lokale initiatieven om oplossingen te vinden voor de situatie, bemoeizorg te organiseren. In 380 gemeenten en nog veel meer kernen wordt er aan gewerkt. Het besef is doorgedrongen dat het geen veiligheidsissue is, maar een zorgissue.’
Van Dijk: ‘Er is inderdaad veel in beweging, maar we worden wel geconfronteerd met een weerbarstige werkelijkheid. Hoe verder je afdaalt, hoe weerbarstiger de systeemwereld is. Als Schakelteam doen we een oproep aan gemeenten: laat niet los. Laat die personen die zorg nodig hebben niet los en laat de samenwerking met alle partijen eromheen niet los. We schieten zo makkelijk terug in oude patronen. Het is een reflex: “Daar ben ik niet van”. Maar wie is er dan wel van? Als je je realiseert dat je er bent voor de mensen, voor de buurt en voor de samenleving, dan gaat het al een stuk makkelijker.’
Van Buren: ‘Binnen onze organisatie moet ik ook mensen uit de systeemwereld halen hoor. Waar doen we het allemaal voor? Dat onze stenen slechts een middel zijn, dat is een omslag die nog niet iedereen heeft gemaakt. Op het bestuurlijke niveau moeten mensen trouwens ook mee. Vroeger verweten instanties elkaar nog al eens het verkeerd te doen. Bij een geval van notoire woonoverlast zeiden ze tegen ons “Waarom ontruim je ze niet”. Tegen de politie zeiden ze “Waarom sluit je ze niet op.” Dat is veranderd. Ook op bestuurlijk niveau ontstaat nu begrip.
Gevoelig ligt wel dat we voor oplossingen het gelijkheidsbeginsel los moeten laten. Als een bewoner iets speciaals nodig heeft, zoals een huurcontract terwijl die persoon huurachterstanden heeft, of een grotere woning. Als dat het probleem oplost, dan moet dat maar.’
Van der Meulen: ‘Ja, het gelijkheidsbeginsel zit regelmatig in de weg. Dat is omdat er maatwerk nodig is. Elk individu heeft iets anders nodig, de een soms iets meer dan de ander. Maar veel mensen hebben daar gevoelsmatig moeite mee.’

“ De leukste vorm van in de war zijn, is verliefdheid ”
4. Wat kunnen huurdersorganisaties, bewonerscommissies of andere georganiseerde bewoners doen om bij te dragen aan oplossingen?
Van Buren: ‘Ik zou willen dat georganiseerde bewoners wat verder kijken dan servicekosten. Zij zouden een belangrijke signaalfunctie kunnen hebben in de buurt.’
Van der Meulen: ‘Laat je voorlichten! Er zijn heel wat cliëntenclubs en ervaringsdeskundigen die beschikbaar zijn voor voorlichting en graag langskomen. De ontdekking dat personen met verward gedrag eigenlijk gewoon mensen zijn, dat helpt al zo veel. Een kleine omslag in het denken hierover ook bij bewonersverenigingen, is een belangrijke bijdrage.’
Van Buren: ‘Dat kunnen wij als corporatie ook aanbieden aan onze bewonerscommissies, zulke voorlichtingsbijeenkomsten. En misschien zou het goed zijn om aan een bewonerscommissie te vertellen waarom iemand met een rugzakje in hun flat komt wonen.’
Van der Meulen: ‘Nee. Dat kan echt niet. Alleen als die persoon zelf dat wil.’
Djohani: ‘In het algemeen kunnen georganiseerde bewoners iets betekenen als er nieuwe mensen komen wonen. Die kun je wegwijs maken in de straat, helpen een tuin in te richten, enzovoort. Dat heeft een positieve invloed op begrip voor elkaar en op de sociale cohesie in de wijk.’
Van der Meulen: ‘Inderdaad. Sociale cohesie helpt ook personen met verward gedrag enorm. En bewonersorganisaties kunnen daar een rol in spelen. Wat we nodig hebben is community building.’